Over hoe we het spel zijn kwijtgeraakt en waarom we het moeten terugvinden. We spelen steeds minder. Niet alleen kinderen, maar ook volwassenen. Waar het ooit de meest natuurlijke manier van leren, verbinden en leven was, is spelen vandaag de dag gedegradeerd tot een 'tijdverdrijf'. Iets dat je doet als er tijd over is. In onze drukke, doelgerichte samenleving lijkt er nauwelijks ruimte voor wat geen direct meetbaar resultaat oplevert. En precies dat is de kern van het probleem.

Spel past niet in de Excel-samenleving
We zijn gaan geloven dat wat telt, meetbaar moet zijn. Dat leren moet leiden tot toetsbare uitkomsten, dat werk efficiënt en productief moet zijn, dat vrije tijd gevuld moet worden met ‘nuttige’ ontspanning. Spel daarentegen is per definitie vrij, doelloos, soms chaotisch, creatief, zintuiglijk en verbonden met het moment. Geen wonder dat het verdwijnt uit klaslokalen, werkplekken en zelfs uit gezinnen.
'Spel is ouder dan cultuur, want al voor er sprake was van menselijke samenleving, werd er al gespeeld.'
Johan Huizinga
Van spelend leven naar gecontroleerd bestaan
Ons wereldbeeld is de afgelopen eeuwen verschoven van een verbonden, cyclisch en speels leven naar een lineair, op groei en controle gericht bestaan. We moeten vooruit, hogerop en beter. Tijd is geld geworden. Efficiëntie is het hoogste goed. In zo'n systeem is geen ruimte voor spelen, want spelen ‘leidt tot niets’.
Die verschuiving begon niet pas met de moderne tijd. De wortels ervan liggen al bij het ontstaan van intensieve landbouw, duizenden jaren geleden. Waar mensen ooit leefden in gemeenschappen waarin spel, verhaal, ritueel en natuur onlosmakelijk met elkaar verbonden waren, veranderde dat met de overgang naar intensieve landbouw. Velden moesten worden bewerkt, voedsel opgeslagen en land bewaakt. Het leven werd georganiseerder... en drukker. Taken werden gescheiden en tijd werd ingedeeld. Nut werd belangrijker dan spel.
De afname van spel werd verder versterkt tijdens de industriële revolutie. Waar het dagelijks leven van kinderen en volwassenen vóór die tijd nog verweven was met ambacht, natuur, seizoenen en verhalen, allemaal domeinen waarin spel vanzelfsprekend was, veranderde dat radicaal met de komst van fabrieken, klokken en vaste werktijden. Kinderen werden meer en meer gezien als ‘nog niet productieve volwassenen’ die voorbereid moesten worden op de arbeidsmarkt. Onderwijs kreeg een utilitair karakter: gericht op discipline, herhaling en meetbare resultaten.
Later werd deze lijn verdiept door het kapitalisme en de verregaande bureaucratisering van samenleving en onderwijs. Spelen werd daarmee iets vrijblijvends, iets wat geen bijdrage leverde aan economische groei. En dus geen prioriteit kreeg in beleid, systemen en instituties.
Zelfs in het gezin werd het speelse geleidelijk vervangen door georganiseerde activiteiten, schermtijd of schooltaken. De ruimte voor vrij, fysiek en fantasierijk spel slonk met elke generatie.
De waarde van spel volgens de wetenschap
Hoogleraar onderwijswetenschappen Rob Martens noemt spel juist de ultieme vorm van motivatie. Volgens hem is spelen fundamenteel voor diep leren. Het is vrijwillig, autonoom, intrinsiek gemotiveerd en gericht op ontdekken. Spel is geen pauze van het leren – het ís leren. In de natuur zie je het overal: jonge dieren die spelenderwijs hun vaardigheden ontwikkelen. Spel is evolutionair onmisbaar geweest. Wij mensen zijn daarin geen uitzondering.
'Het is niet zo dat spel bijdraagt aan ontwikkeling. Spel is ontwikkeling.'
Rob Martens
Wat we zijn kwijtgeraakt
Door het spel te marginaliseren, raken we meer kwijt dan alleen wat 'speeltijd'. We verliezen creativiteit, veerkracht, samenwerking, nieuwsgierigheid, lichamelijk bewustzijn en sociale vaardigheden. We verliezen contact met het zinloze... en daarmee het zinvolle. Want wat is het leven waard als het alleen maar nut moet hebben?
Kinderen groeien bovendien op in een wereld waarin hun dagen steeds meer worden gepland en gecontroleerd. Van school tot sportclub, van muziekles tot huiswerk: vrije ruimte is schaars. De drukke agenda’s laten weinig tijd over voor spontaan, vrij spel. En áls er al gespeeld wordt, is het vaak binnen duidelijke kaders en onder toezicht. Uit angst voor ongelukken, vieze kleren of rommel wordt het spel aan banden gelegd. De ‘enge buitenwereld’ wordt gemeden en risico’s worden geminimaliseerd. Terwijl juist dát soort ervaringen essentieel zijn om te leren, om te groeien en om eigen grenzen te ontdekken.
Wat overblijft is vaak veilig, steriel en voorspelbaar... en daarmee ook leeg. Kinderen mogen niet meer wild doen, vallen, verdwalen of vies worden. Maar juist in dat ongecontroleerde domein, waar de modder in je haar zit, de tijd vergeten wordt en fantasie vrij spel krijgt, ontstaat de ware magie van leren en leven.
We zien de gevolgen overal: uitgeputte kinderen, vastgelopen systemen, overbelaste volwassenen en een onderwijsmodel dat nauwelijks ruimte laat voor verwondering.
Wat mag er anders?
Op grote schaal mogen we het lef hebben om spel weer toe te laten. In het onderwijs, in de publieke ruimte en in werkculturen. Dat betekent dat we openheid en creativiteit centraal durven stellen. Dat we kinderen en volwassenen weer uitnodigen om te ontdekken en te experimenteren zonder een vooraf bepaald doel. Dat we spel niet langer zien als beloning of als extra, maar als fundament.
En ja, dat betekent ook ruimte maken voor risico. Ruimte voor vieze broeken, kapotte knieën en modderige handen. Ruimte voor rommel in huis, voor chaos, voor het niet-weten. Want juist in die momenten van loslaten, wanneer controle en perfectie even verdwijnen, ontstaan de mooiste leermomenten. Wanneer het niet meer gaat om het juiste resultaat, maar om de ervaring zelf, kunnen we écht ontdekken. Risico is geen vijand, maar een essentiële partner in het proces van groei en creativiteit.
Op kleine schaal? Daar begint het met erkenning. Dat spelen niet iets is wat je ‘even’ doet. Maar een vorm van in de wereld staan. Een manier van leren, verbinden en creëren. Het begint bij ouders die durven loslaten, die met hun kinderen buiten struinen zonder einddoel, en met vertrouwen. Het spel laten ontstaan in plaats van het te sturen. Het begint met het doorbreken van de gedachte dat alles wat we doen altijd ‘productief’ moet zijn en het loslaten van de gedachte dat alles gestructureerd of perfect moet zijn.
Naar een spelende samenleving
We hebben onszelf wijsgemaakt dat spelen een kinderachtige bezigheid is. Maar misschien is juist onze afwezigheid van spel een teken dat we iets wezenlijks kwijt zijn geraakt.
Het is tijd om het spel terug te brengen. In ons onderwijs. In onze samenlevingen. En in onszelf.
Niet omdat het moet, maar omdat het mag.
En misschien wel omdat we zonder het spel, het leven zelf vergeten te spelen.

Reactie plaatsen
Reacties