“Wat wil jíj met je leven?”
“Wat maakt jouw leven de moeite waard?”
“Wat is jouw roeping?”
Het zijn vragen die we in het Westen vaak tegenkomen in boeken over persoonlijke groei, coaching en zelfontplooiing. Ze gaan uit van een belangrijk idee: dat ieder mens een innerlijke roeping heeft, een ‘ikigai’ zoals de populaire Japanse term het noemt, een combinatie van passie, talent, bijdrage en inkomen.
Maar wat als deze vragen niet universeel zijn? Wat als ze vooral passen binnen één specifiek wereldbeeld; namelijk dat van het autonome, individuele zelf?

Het westerse zelf: autonoom, vrij en los van het geheel
Sinds de Verlichting heeft het Westen het idee van het zelfstandige individu gekoesterd. Een mens is iemand die zichzelf bepaalt, zijn eigen keuzes maakt en zijn ware zelf ontdekt.
De zoektocht naar zingeving is dan een persoonlijke reis:
“Wat past bij míj?”
“Wat wil ík doen met mijn leven?”
De gemeenschap of familie is daarbij vaak decor. Soms belangrijk, maar geen richtinggevend principe. Vrijheid wordt gedefinieerd als keuzevrijheid. De zin van het leven ligt in zelfontplooiing.
Het inheemse zelf: relationeel, ingebed en dienstbaar
In veel inheemse wereldbeelden (van de Navajo tot de Māori, van de Cree tot Aboriginal Australiërs) ligt de focus elders. Hier is het zelf geen losstaand individu, maar een knooppunt in een netwerk van relaties: met de voorouders, het land, dieren, geesten en gemeenschap.
Wie jij bent, wordt niet alleen bepaald door wat er in jou leeft, maar ook door wat het geheel van jou vraagt.
Je leeft niet voor jezelf, maar met en voor anderen. Ook degenen die nog niet geboren zijn.
De vragen die hier centraal staan, zijn dus wezenlijk anders:
“Wat vraagt de gemeenschap van mij?”
“Wat wil het land dat ik doe?”
“Wat is mijn plaats binnen dit web van leven?”
Roeping als gave, geen bezit
In deze relationele visie is je roeping geen persoonlijke bezitting, maar een gave. Iets dat jou is toevertrouwd ten dienste van het geheel.
Een bepaalde vaardigheid of intuïtie betekent niet automatisch: “Hier moet ik mijn geld mee verdienen.”
Het betekent eerder: “Hiermee kan ik bijdragen aan iets groters.”
Vrijheid is dan niet de afwezigheid van verplichting, maar het vermogen om verantwoordelijkheid te dragen.
Ikigai herbekeken
De term ikigai, die in Japan meer draait om wat het leven de moeite waard maakt (vaak in kleine dingen), is in de westerse wereld omgevormd tot een soort carrière-kompas:
| Waar ben ik goed in? + Wat vind ik leuk? + Wat heeft de wereld nodig? + Waar kan ik aan verdienen?
In een inheemse context zou die formule er heel anders uitzien:
| Wat is mij gegeven? + Wat vraagt het geheel? + Wat is mijn plaats in het ritme van het leven?
Het accent verschuift van innerlijke verlangens naar relationele afstemming.
De botsing en het mogelijke herstel
Voor jongeren met een inheemse achtergrond kan dit tot innerlijke strijd leiden. In de moderne wereld worden ze aangemoedigd om “hun droom te volgen”, maar tegelijkertijd dragen ze een diep besef van verbondenheid en verantwoordelijkheid.
Moeten ze dan kiezen tussen trouw zijn aan zichzelf of trouw aan de gemeenschap?
Gelukkig ontstaat er op veel plekken iets nieuws: een manier om persoonlijke roeping en collectieve betekenis te verenigen. Om niet óf jezelf te verliezen, óf je gemeenschap, maar om een pad te vinden waarop je jezelf kunt worden binnen het geheel.
Misschien is dat ook wel de weg vooruit voor ons allemaal:
Niet ik tegenover de wereld,
maar ik in relatie tot het geheel.
'In the indigenous worldview, identity is not found in standing apart, but in standing within.'
Terry Tempest Williams
In een tijd waarin velen zich vervreemd voelen, op zoek naar richting en verbinding, kunnen we veel leren van relationele wereldbeelden. Niet om onszelf te verliezen, maar om onszelf terug te vinden als onderdeel van iets groters.
Misschien is dát wel de diepste vorm van roeping:
Niet om jezelf te volgen,
maar om gehoor te geven aan de roep van het geheel
en daarin jezelf te ontmoeten.
Reactie plaatsen
Reacties